Wolff (Thomas/Tommy)
Laatste wijziging: 6 mei 2016
Thomas (‘Tommy’) Alfred Wolff (Amsterdam, 2-6-1939 – Westerbork, 22-1-1944)1
‘Tommy Wolf’ was de onderduiknaam van de kleine Thomas Wolff, die tijdens de oorlog -tot het fout ging- bij het doktersechtpaar Hagtingius in Koog aan de Zaan woonde. Zijn papieren werden grondig vervalst. Thomas kreeg een fictief ouderpaar (Hendrik Wolf en Johanna Bakker), geboortedatum en geboorteplaats (Zaandijk, 3-5-1939) en voor korte tijd ook een Zaandijks adres, de Dokter Jan Mulderstraat 5.2 Desondanks werd hij verraden.
Keulen
Thomas was de zoon van Manfred Wolff (Keulen, 21-7-1909) en Gerda Wolff-Wertheim (Keulen, 16-10-1910). Manfred op zijn beurt was de zoon van de in Sittard geboren Alfred Wolff en diens Duitse vrouw Marianne Wolff-Rosenstamm. Op Manfreds gezinskaart is te lezen dat hij kantoorbediende was bij confectiefabriek J. de Vries. Gerda was naaister. Deze in juni 1933 uit Duitsland gevluchte Duitse joden trouwden op 6 juni 1935. Ze woonden eerst op de Weesperzijde en voor hun onderduikperiode in de Amsterdamse Boterdiepstraat 14.
Polen
In 1942 kreeg het gezin een oproep voor deportatie naar Polen. Uit het boek Jaren van verduistering. De bezettingstijd in Amstelveen: “Gerda begon gehoorzaam de nummertjes op het ondergoed te naaien. Toen kwam hun vriendin Milly van der Klei binnen, een schoonzus van [de verzetsmensen] Juust en Dora van der Klei in Amstelveen. Milly werd woedend toen ze de nummertjes zag: ‘Jullie gáán toch niet?! – het wordt jullie dood!’ En ze gìngen niet. Een paar dagen later kwam Mies en bracht Fred en Gerda naar een adres in het Catharina van Clevepark [in Amstelveen], bij de familie T. Hun kleine baby Eddy was al veilig en Tommy van vier werd op een ander onderduikadres ondergebracht.”
Onderduikersjacht
Thomas kwam medio juni 1942 in Koog aan de Zaan terecht bij dokter Henricus Hagtingius en diens echtgenote Dorothea Hagtingius-de Jong Luneau. Ze woonden aan de Lagendijk 30. De arts: “Hij speelde vanaf die dag gewoon op straat. Wij verheelden zijn aanwezigheid geenszins om elke indruk van geheimzinnigheid te vermijden. Aan bijna ieder met wien ik over Tommie Wolff sprak, beweerde ik dat het kind een familielid van mijn vrouw was afkomstig uit Rotterdam.” Uit bovengenoemd boek: “Maar die dokter had een werkster, en die werkster hoorde dat de SD’er Harrebomee wel een paar honderd gulden betaalde voor een verraden Jood. Dus verraadde ze Tommy.” Volgens Zaandijker Simon Boers was de aanleiding dat de werkster via de arts extra voedseltoewijzing wilde hebben. Hagtingius zou daar niet op ingegaan zijn.
Jan Dil
In het strafdossier van de in Zaandam geboren, maar sinds dertien jaar in Beverwijk wonende stoffeerder/behanger Jan Dil (12-7-1906) is een andere versie te vinden. Dil, die meer Zaanse onderduikers verraadde, verklaarde na de oorlog: “Het was toentertijd namelijk zo, dat ik ongeveer om de veertien dagen des zaterdags met mijn gezin naar de Zaanstreek ging. Wij bezochten dan of mijn ouders aan de Gedempte Gracht 23 te Zaandam of wel mijn schoonouders aan de Machinistenstraat te Koog aan de Zaan. Wanneer ik bij zo’n gelegenheid te Koog aan de Zaan vertoefde, dan wandelde ik des zondagsmorgens veelal met mijn zoontje Henk langs de woning van de familie Netelbeek aan het Zuideinde te Koog aan de Zaan. (…) Bij een van deze gelegenheden vertelde mevrouw [Fien] Netelbeek mij dat in de woning van haar dochter Bep Netelbeek, gehuwd met Piet Groot, wonende te Zaandijk, drie of vier ‘onderduikers’ verbleven, die de gehele dag niets uitvoerden en haar dochter Bep ‘leegvraten’, terwijl Piet Groot, haar man, hard moest werken. Mevrouw Netelbeek toonde zich hierover zeer verontwaardigd, zij was ‘hels’. (…) Naar ik meen was het bij dezelfde gelegenheid dat mevrouw Netelbeek tegen mij beweerd heeft, dat dr. Hagtingius te Koog aan de Zaan een radiotoestel in huis verborgen hield.” Volgens Jan Dil had hij er geen idee van dat het echtpaar Hagtingius een joods jongetje verborg.
Smeekbeden
In de nacht van 26 op 27 november 1943 belde een groep politiemedewerkers onder leiding van Abraham Harrebomée aan bij het echtpaar Hagtingius. Ze waren op onderduikersjacht in de Zaanstreek en hadden al enkele personen aangehouden. Toen dokter Hagtingius, nadat er aangebeld was, de voordeur opendeed, kreeg hij onmiddellijk de vraag voorgelegd: “Waar is het kind?” Ondanks smeekbeden van Hagtingius’ echtgenote Dorothea werden Thomas en zijn onderdakgever meegenomen en in de overvalwagen gevoegd bij enkele andere gevangengenomen, niet-joodse onderduikers. Via Amsterdam belandde het jongetje in kamp Westerbork. Toen hij daar op 30 november aankwam, werd hij opgenomen in het weeshuis. Hij werd ziek en stierf op 22 januari 1944. Henricus Hagtingius: “Terwijl ik in Vught was, ontving ik een brief van mijn vrouw, dat Tommie Wolff in het concentratiekamp te Westerbork op 22 Januari 1944 was overleden tengevolge van longontsteking gecompliceerd met hersenvliesontsteking.”
Verraad
Op Thomas’ overlijdensakte staan de vervalste persoonsgegevens. Zijn ouders vernamen pas na de oorlog van zijn dood. Ze woonden na de bevrijding in de Jasonstraat 22 I, waar ze in 1946 een dochter kregen, Marjan. Dokter Hagtingius bracht ruim zeven maanden door in kamp Vught. De vrouw die Thomas Wolff verraadde, werd op 14-1-1947 door een plaatselijke recherche-afdeling verhoord over haar rol en kreeg ter plaatse een fatale hartaanval. De volledige naam van dit NSB-lid was Gesina Wilhelmina (‘Fien’) Netelbeek-Stierhout (Tiel, 22-7-1886), eveneens wonend in Koog aan de Zaan. Haar partijgenoot Jan Dil gaf haar informatie door aan de politieke recherche in Velsen, met fatale gevolgen. Abraham Harrebomee werd in 1947 ter dood veroordeeld en geëxecuteerd. Fien Netelbeek was wellicht ook verantwoordelijk voor het verraden van de jonge onderduiker Jo Robles*.
Noorman
Een andere betrokkene bij de inval bij het echtpaar was Ch. B. Noorman, die de leiding had over de inlichtingendienst van de Velser politie. Over het naoorlogse proces tegen deze politierechercheur en het wegvoeren van Thomas Wolff schreef dagblad De Zaanlander: “‘Toen ze het kindje gevonden hadden, trad Noorman binnen. Hij was kennelijk enthousiast over het succes. Loerend ging hij het huis door, volkomen onbewogen voor het leed dat hij aanbracht’, aldus Hagtingius. Noorman heeft de kleine Thomas Wolff persoonlijk naar Amsterdam gebracht, naar de SD. ‘Ik was zo begaan met het lot van het kind’, durft de ploert te beweren. ‘Ruzie maakte ik erover met Harrebomée. Dat ging te ver’.” Volgens de verslaggever beoogde Noorman met zijn verhaal alleen zichzelf vrij te pleiten. Dat lukte overigens niet; Noorman werd veroordeeld.
Zie ook Thomas Wolff* in Zaandijk.
Voetnoten
1 www.joodsmonument.nl; GAA-gezinskaarten Gerda Wertheim en Manfred Wolff; Visser, T. Jaren van verduistering. De bezettingstijd in Amstelveen; Drents Archief www.drenlias.nl (als Tommij); Informatie van Kees Mulder uit Schagen (13-5-2008), Edward Wolff uit Frankrijk (zomer 2008 en 29-5-2011), Simon Boers uit Zaandijk (2-9-2009), Marjan Wolff (4-4 en 1-9-2010) en Erik Schaap uit Zaandam (mei 2009); NIOD-DOC I, inventarisnummer 805. De pleegvader van Simon Boers, Siem van der Stadt, leidde de commissie uit het verzet die op 10 mei 1945 onderzoek deed naar het verraad; De Zaanlander (19-6-1948); GAZ-collectie Tweede Wereldoorlog, doos C26; Nationaal Archief, CABR-dossiers Maria Bernardina Wilhelmina Netelbeek-Stierhout en Jan Dil
2 In het boek waarop deze website is gebaseerd is uitgegaan van de fictieve gegevens van Tommy Wolf